verzorging

Gerbils leven in familiegroepjes, houd ze daarom nooit in hun eentje. Het zijn geen echte knuffeldieren, maar hun actieve gedrag biedt een interessant schouwspel. Gerbils kunnen flink graven, je doet hen dus een plezier met een dikke laag bodembedekking.
Algemeen
Er zijn tientallen soorten gerbils, kleine knaagdieren die van nature bewoners van steppen en (half)woestijnen van Afrika en Azië zijn. Ze behoren tot de familie Gerbillinae. De Mongoolse gerbil is veruit de bekendste gerbilsoort en wordt het vaakst als gezelschapsdier gehouden. De wetenschappelijke naam van de Mongoolse gerbil, Meriones unguiculatus, heeft een krijgshaftige klank. Meriones was een Grieks krijger en unguis is het Latijnse woord voor nagel, de Mongoolse gerbil is dus ‘de krijger met de klauwen’.

De Mongoolse gerbil verwierf bekendheid als het ‘woestijnratje’, maar de gerbil is geen familie van de rat: hij behoort tot de onderfamilie van de renmuizen en tot het geslacht van de woestijn- of zandmuizen. In het wild komt hij voor op de zanderige steppen van Mongolië. Qua bouw lijkt de gerbil wel een beetje op een minikangoeroe. Hij heeft een stel goed ontwikkelde achterpoten waarmee hij flink kan springen en met stevige nagels uitgeruste voorpoten, waarmee het dier goed kan graven. De Mongoolse gerbil heeft een lange, behaarde staart met aan het uiteinde een pluimpje. Mongoolse gerbils zijn nieuwsgierig, intelligent en zeer vriendelijk van aard. Gerbils worden doorgaans wat ouder dan de meeste andere kleine knaagdieren en kunnen een leeftijd van drie tot vijf jaar halen.
Verschillende varianten
De meeste gerbilsoorten zijn van origine zandkleurig geel tot bruin van kleur. De wildkleurige Mongoolse gerbil heeft bruine haren met daaraan zwarte haarpuntjes, en een crèmewitte buik. Deze gerbilsoort wordt echter ook in diverse andere kleuren gefokt, waaronder geel-wildkleur (oranje met witte buik en rode ogen), wit, zwart, lilac, zilver- agouti, crème en gevlekt.

De meer bijzondere, ‘exotische’ gerbilsoorten als de bleke gerbil, de dikstaart- of vetstaartgerbil en de Sundevall gerbil hebben vaak andere eigenschappen en een wat andere leefwijze dan de Mongoolse gerbil en kunnen daardoor extra of speciale eisen aan hun huisvesting en verzorging stellen. Ze kunnen wat sneller en schuwer zijn en hebben vaak nog een sterke vluchtreactie, waardoor ze vlugger schrikken, lastiger op te pakken zijn en zich meer verschuilen.
Van nature
Gerbils zijn sociale en actieve dieren. In het wild wonen ze in zelfgemaakte holen en gangenstelsels, die bescherming bieden tegen zowel de hitte als de kou. Ze leven in kolonies, waarbinnen een strikte rangorde heerst. Indringers worden in zo’n hechte familiegroep niet geduld. Geluiden (piepjes) en geuren spelen een belangrijke rol in de gerbilcommunicatie, bij het afbakenen van hun territorium en het herkennen van groepsleden. Het verzorgen van elkaars vacht versterkt het groepsgevoel. Mongoolse gerbils wisselen slaap en activiteit regelmatig af en zijn daardoor zowel overdag, tijdens de schemering als ’s nachts actief.